Uit eten met je kind met autisme

Uit eten gaan met onze kinderen met autisme was jarenlang een behoorlijke uitdaging. Hoe zorgvuldig ik ook een restaurant uitkoos, negen van de tien keer verliep het toch anders dan gehoopt. In mijn zoektocht lette ik vooral op restaurants met een speelruimte. Ik dacht dat het fijn zou zijn als de kinderen niet de hele tijd aan tafel hoefden te zitten. Maar dat betekende automatisch dat er ook andere kinderen aanwezig waren. Voor een kind dat sociaal contact moeilijk vindt, bleek dat alles behalve handig.

Wanneer je vroeg reserveert, heb je vaak nog de kans om een rustige plek te kiezen: een hoekje, of een tafel waar niet steeds mensen voorbij lopen. Maar als je geen keuze hebt en je belandt in de looproute of vlak bij het toilet, kan dat meteen voor veel prikkels zorgen. Ook het lange wachten tussen de gangen door was lastig voor onze kinderen, dus gaf ik van tevoren vaak aan dat het tempo wat omhoog mocht.

Ondanks alle voorbereidingen eindigden onze etentjes toch regelmatig in een meltdown van minstens één van de kinderen. Toch bleven we het proberen, ondanks de frustraties, boze buien, ruzies, teleurstellingen en het voortdurende gekibbel.

Eten als extra spanningsfactorVooraf bekeek ik altijd de menukaart, hopend dat er in ieder geval patat te bestellen was. Wat ik toen nog niet wist, maar nu wel, is dat twee van onze kinderen ARFID hebben. Eten was thuis al een uitdaging, laat staan op een onbekende plek. Alleen al het niet weten wat er te eten is, en of het wel lekker zal zijn, zorgde voor veel spanning.

Restaurants zijn bovendien vaak druk, luid en visueel chaotisch: harde geluiden van borden en bestek, stemmen, muziek, fel of juist gedimd licht, verschillende geuren, en soms ook iemand die net iets te veel parfum draagt. Het zijn allemaal prikkels die kunnen optellen tot een overvolle emmer.

Sociale verwachtingen
Wij hadden zelf ook verwachtingen. Want uit eten gaan is toch gezellig? Maar voor onze kinderen was het wachten, stilzitten en de sociale druk juist extra moeilijk. We probeerden het ze zo makkelijk mogelijk te maken en namen altijd een tasje mee met stripboeken, kleurboeken, tangels en de Game Boy. Mobieltjes met filmpjes en spelletjes hadden we toen nog niet – hooguit een tablet. Tegenwoordig kan een mobiel met internet gelukkig een uitkomst bieden bij lange wachttijden.

Het tijdstip speelt mee
Uit eten gebeurt vaak later op de dag, op een moment dat kinderen eigenlijk al moe zijn. Dat maakt het reguleren van emoties en prikkels extra lastig. Veel kinderen zijn aan het einde van de dag al overprikkeld door alles wat ze hebben meegemaakt. Soms spraken we daarom af dat iemand de kinderen kwam ophalen zodra zij hun eten op hadden. Zij konden dan lekker naar huis, terwijl wij als ouders nog even konden natafelen.

En nu?
Nu onze jongens volwassen zijn, gaat uit eten gelukkig prima. We kiezen het restaurant nog steeds zorgvuldig uit op basis van de menukaart. En als het erg druk of gehorig is, blijven we wat korter. Is het rustig, dan kunnen ze ook langer aan tafel zitten. Het blijft altijd een beetje zoeken, maar het gaat nu met veel meer ontspanning.

10 tips voor ouders:

1. Bereid je kind voor op wat er gaat gebeuren
Leg uit waar jullie heen gaan, hoe het restaurant eruit ziet (eventueel met foto’s), wat er op de menukaart staat.

2. Bekijk vooraf de menukaart
Kijk samen naar wat je kind wil en kan eten. Voor kinderen met ARFID of selectief eetgedrag kan je zelfs telefonisch vragen wat er mogelijk is.

3. Reserveer een rustige plek
Geef bij de reservering aan dat je graag in een hoek of rustige ruimte wil zitten, weg van looproutes, toiletten of de keuken.

4. Neem een ‘prikkel-tasje’ mee
Denk aan kleurboeken, fidget toys, mobiel  met oortjes of een koptelefoon, stripboeken of een tablet. Zorg dat je kind iets heeft om op terug te vallen wanneer het wachten te lang duurt.

5. Houd rekening met het tijdstip
Ga wat eerder op de avond eten, wanneer je kind nog niet volledig overprikkeld of moe is. Lunchen kan soms ook beter werken dan dineren.

6. Spreek verwachtingen duidelijk uit
Zowel naar je kind toe (“We blijven ongeveer een uurtje”) als naar het restaurant (“Graag niet te veel tijd tussen de gangen”).

7. Bouw een escape-plan in
Spreek af dat je vroegtijdig naar huis gaat als het niet gaat. Of regel, zoals wij soms deden, dat iemand je kind eerder ophaalt.

8. Houd de tijd aan tafel kort
Laat je kind bijvoorbeeld vooraf iets spelen of even lopen, zodat het zitten minder zwaar voelt.

9. Accepteer dat het soms misgaat
Een meltdown betekent niet dat jij iets verkeerd hebt gedaan. Het is een reactie op overprikkeling en vermoeidheid, niet op jouw inspanning.

10. Vier kleine successen
Ging het beter dan vorige keer? Was er een rustig moment? Heeft je kind iets nieuws geprobeerd? Dat mag allemaal gezien worden.

Petra Dekker
Regiocoördinator Mama Vita