Mijn tranen wegslikkend loop ik terug naar de auto. Ik heb zin in alle soorten chocolade; melk, puur, wit, maakt niet uit. Ik heb zo uitgekeken naar dit moment, iedereen weer naar school, maar voel me erg verdrietig. Ik heb net Hannah naar haar eerste schooldag gebracht. En hoewel ik weet dat zij helemaal op haar plek is op deze school word ik er zo verdrietig van. Verdrietig omdat zij op een school als deze zit, een speciale basisschool. Omdat ze niet naar het reguliere onderwijs kan door haar autisme. Alleen een moeder die dat zelf meemaakt weet hoe dat diep van binnen voelt. Ik heb al een week aan frustratie en telefoontjes achter de rug. Met de gemeente, met de taximaatschappij. Hannah moet namelijk ineens op precies een kilometer afstand van ons huis op de taxi naar school stappen. Terwijl dat de afgelopen 2 jaar altijd bij een bushalte bij ons om de hoek was. Ze was net aan het oefenen om daar zelf heen te lopen, ik boven uit haar slaapkamerraam kijkend of het goed ging (en natuurlijk ging het goed).
Boos was ik, razend. Want tijdens de telefoongesprekken lag de nadruk op het kostenaspect. ‘Heeft u enig idee hoeveel een extra opstapplaats kost, mevrouw?’. ‘Nee’, zei ik, ‘heeft u enig idee hoe het is om een overprikkeld kind rustig te krijgen?’ Geen reactie aan de andere kant van de lijn. Maar ja, binnen een kilometer vanaf het huisadres moet de opstapplaats zijn. En dat is het precies. Nou ja, binnen …. het is op de meter af een kilometer. Lopen is geen optie, het wordt fietsen.
En dat op een tijdstip dat Job en Eva ook hun ochtendroutine moeten volgen. Hoewel dat steeds beter gaat is begeleiding van mijn kant nu nog onmisbaar. En ik heb er dus flink buikpijn van. Na opnieuw een telefoontje en een e-mail van het taxibedrijf dat ze ons probleem begrijpen, maar er niets aan gaan doen (we voelen ons zó niet gehoord) besluit ik dat ik hier geen negatieve energie meer in ga stoppen. Ik ga het ombuigen. We maken er een leermoment van. Dus ik breng het positief naar Hannah.
‘Schat, je krijgt een nieuwe opstapplaats. Die is wel een stuk verder dan die van vorig jaar.’ Als ik uitleg waar hij is valt haar mond open van verbazing en worden haar ogen groot. Ik probeer mijn eigen teleurstelling en frustratie aan de kant te zetten. Voordat ik het weet heeft Hannah het leermoment dat ik voor ogen had ook bedacht. ‘Mam, kunnen we dan oefenen dat ik daar zelf naartoe fiets?’ Haar ogen glimmen en ze kijkt me aan met een grote glimlach. Ze wil al een tijdje zó graag zelfstandiger worden. Maar door haar gebrek aan het zien van verbanden en het feit dat ze enorm snel is afgeleid door werkelijk alles wat ze onderweg tegenkomt vind ik dat superspannend.
Ik zeg haar dat we dat zeker gaan proberen. Maar dat we het eerst samen gaan doen, zeker wel een paar maanden. En dan langzaam opbouwen. Er ontvouwt zich een hele strategie in haar hoofd. Ik zie het gewoon gebeuren. ‘Dat ik dan laten we zeggen 100 meter voor jou fiets en dat jij dan kijkt of ik alles goed doe. En dat we dan, als dat bijvoorbeeld twee dagen goed gaat, daar 200 meter van maken. Enzo …’. Haar glimlach is me veel waard en mijn frustratie en de boze gesprekken die ik heb gevoerd ebben weg.
En nu is haar eerste schooldag na de vakantie. Een nieuwe klas met een paar nieuwe kinderen en twee nieuwe juffen. Gelukkig ook nog een juf van vorig jaar. Nadat Job en Eva stuiterend zijn vertrokken vanochtend voor hún eerste schooldag zijn we in de auto gestapt. Onderweg praat Hannah honderduit. Ik word volledig bijgepraat over alles wat we onderweg tegenkomen. ‘Huh, er staat daar een taxibusje stil. Ben benieuwd wat daar gebeurt is. Als het mijn taxibusje is ga ik er vanmiddag niet in hoor.’ Godzijdank is het een ander taxibusje ….
Eenmaal op school geeft ze haar nieuwe juf netjes een hand. Wat een heerlijkheid zo’n school, overal een naambordje, bij haar jas, op haar tafel, in het kastje van het eten en drinken. Gelijk duidelijkheid over de 1001 vragen die Hannah de juf stelt. Wat zijn we dankbaar dat ze hier naar toe kan en dat ze zich zo goed ontwikkelt. Maar wat voel ik haar beperking als ik haar hier breng. Thuis bedenk ik dat er nog Merci in de koelkast ligt. Heerlijk om 09.00 uur ’s ochtends.