“Je mag niet op de bank springen" of "Je mag geen lelijke woorden zeggen" – en wat gebeurt er? Juist dan gebeurt het toch. Of je nu zegt: “Denk niet aan de roze olifant!” – het resultaat is dat je juist wél aan die roze olifant denkt. Herken je dat? Wanneer we aangeven wat niet mag, wat we niet willen of wat we willen voorkomen, lijkt het juist wel te gebeuren. In onze taal gebruiken we best veel ontkennende woorden zoals niet, geen of nooit en dan gebeurt juist het tegenovergestelde. Maar hoe komt dat eigenlijk?
Hoe werkt ons brein met ontkenningen?
Het brein heeft een interessante manier van omgaan met ontkennende woorden zoals ‘niet’, ‘nooit’ of ‘geen’. In feite slaat het brein het woord "niet" niet op. Het filtert deze ontkenning eruit, waardoor we precies datgene krijgen wat we proberen te vermijden. Je kan bijvoorbeeld zeggen: “Dat heb je niet helemaal goed gedaan” wat door het brein geïnterpreteerd wordt als: “Dat heb je helemaal goed gedaan”. Omdat het brein vaak beter werkt met positieve uitdrukkingen dan met ontkenningen, kan het moeilijker zijn om een ontkennend woord volledig te verwerken. Er is ook aangetoond dat ontkenning meer verwerkingskracht van het brein vereist, omdat de hersenen extra moeite moeten doen om de betekenis van een ontkennende zin te begrijpen.
Waarom we vaak zeggen wat we niet willen
Er wordt vaak gezegd: ”vertel wat je wel wilt in plaats van wat je niet wilt”. En dit is dus de reden. Daarnaast is het zo dat wanneer je vertelt wat je niet wilt, de ander ook niet weet wat je dan wel wilt. En dat zorgt voor onduidelijkheid en soms verwarring. Vertelt de juf op school dat je niet mag rennen in de gang, dan zullen veel kinderen toch gaan rennen. Als je vertelt dat je wil dat de kinderen rustig lopen in de gang dan is het duidelijk wat wel verwacht wordt.
We zijn heel snel geneigd om te focussen op wat we niet willen omdat ons brein een neiging heeft om meer aandacht te besteden aan negatieve ervaringen dan aan positieve. Dit wordt ook wel "negativity bias" genoemd, oftewel een neiging om negatieve gebeurtenissen, gevoelens of gedachten sterker te verwerken en te onthouden dan positieve. Hoe ga je hiermee om?
Bewustwording
Wees je bewust van het gebruik van negatieve woorden en gedachten. Herken ze wanneer ze opkomen en probeer ze te relativeren.
Positieve zelfpraat
Praat vriendelijk, ondersteunend en motiverend tegen jezelf. Dit helpt je om meer in lijn te komen met positieve gedachten.
Focus op positieve ervaringen
Zet elke dag bewust een moment opzij om te reflecteren op wat goed ging, hoe klein het ook lijkt. Een dankbaarheidsdagboek kan je helpen om deze positieve momenten vast te leggen. Dit kun je eventueel ook samen met je kind doen.
Observeer je gedachten zonder oordeel
Dit helpt je om negatieve oordelen los te laten en zorgt voor meer balans in je denken.
Vervang negatieve gedachten door positieve
Schrijf op wat je niet wilt en zet er tegenover wat je wel wilt. Dit maakt het helder en inzichtelijk. Bijvoorbeeld: “Ik wil niet dat je met je mobiel gooit als je boos bent” kun je omzetten naar “Ik wil dat je je mobiel op een veilige plek legt als je boos bent.”
Zorg goed voor jezelf
Wanneer je gestrest of overweldigd bent, versterkt de negativity bias vaak. Het kan helpen om goed voor je gezondheid te zorgen: voldoende slapen, bewegen en dingen doen die je energie geven.
Nu je begrijpt wat je beter kunt vermijden, kun je gaan oefenen met wat je wél wilt. Het is voor jouw kind met autisme ook lekker duidelijk als je kan aangeven wat je wel wilt of wat je verwacht. Wees lief en vriendelijk voor jezelf, geef jezelf de ruimte om te groeien en jouw kind groeit met jou mee.
Met hartelijke groet,
Petra Dekker
Regiocoördinator Mama Vita